Lees hier alles over wondverzorging | Verpleegkunde voor verpleegkundigen

2021-12-14 18:31:52 By : Mr. Leo Peng

Ulcer cruris, oncologische wonden, decubitus. En natuurlijk diabetische voet en brandwonden. Wonden die je als verpleegkundige regelmatig tegenkomt. Op deze themapagina vind je informatie die je nodig hebt voor een goede wondverzorging.

Of je nu verpleegkundige in een algemeen ziekenhuis, wijkverpleegkundige of verpleegkundige in de wijk bent, je komt meestal in aanraking met wondzorg. Het kan gaan om wonden met verschillende oorzaken: operatie, trauma (bijvoorbeeld brandwonden) of doorligwonden (decubituszweren). Hoewel een goede wondverzorging belangrijk is voor wondgenezing, spelen ook andere aspecten een rol. Denk aan de invloed van voeding op de wond, de invloed van medicatie op de wond en onderliggende ziekten of aandoeningen zoals diabetes mellitus of doorbloedingsstoornissen.

De genezing van een wond bestaat uit drie fasen: reactiefase, regeneratiefase en rijpingsfase. Soms wordt een aparte vierde fase (littekenvorming) genoemd, maar wordt ook gezien als onderdeel van de rijpingsfase. Bij een grote wond kunnen soms meerdere fasen tegelijk optreden; een wond kan echter pas sluiten als de laatste fase is voltooid.

Een internationaal gehanteerd kleurclassificatiemodel is het model van de Woundcare Consultant Society (WCS): zwart-geel-rood. Door naar de wond te kijken en de kleur van het wondbed te bepalen, kan worden bepaald in welke fase van wondgenezing de wond zich bevindt. Op basis hiervan worden behandeldoelen geformuleerd en het verbandmateriaal geselecteerd. Als er meer dan één kleur in een wond aanwezig is, moet de wond worden behandeld volgens de meest ernstige fase. We werken altijd toe naar een rode (granulerende) wond. Dit model is toepasbaar op bijna alle wonden; brandwonden en oncologische ulcera vormen hierop een uitzondering.

'Zwart' betekent dat er necrotisch weefsel (puin, dood weefsel) in de wond zit. Necrose hoeft niet altijd zwart te zijn, de kleur kan ook bruin-grijs-geel zijn. Een zwarte wond bevindt zich in de reactiefase: puin moet worden opgeruimd.

Een gele wond is bedekt met een geelachtige laag, een dikke, halfvloeibare, soms taaie laag. Dit zijn celresten en eiwitten. Ook deze laag moet worden verwijderd. Een gele wond bevindt zich ook in de reactiefase: de gele aanslag moet weg voordat het wondbed geschikt is om granulatieweefsel te vormen. Vaak produceren deze wonden veel exsudaat (wondvocht).

Deze wond bevindt zich in de regeneratiefase: het wondbed is bedekt met granulatieweefsel. Dit weefsel is korrelig, glanzend vochtig en helderrood van kleur. Het is belangrijk om het wondbed te beschermen en uitdroging te voorkomen.

Bij het wondonderzoek is het belangrijk dat de verpleegkundige let op: de oorzaak van de wond, wanneer en hoe deze is ontstaan; type wond en locatie van de wond; onderliggende pathologie/leefgewoonten/medicatie en eventuele (negatieve) invloed op wondgenezing (voorbeelden hiervan zijn vaatziekten, diabetes mellitus, roken en corticosteroïden); voedingsinname (zoals eiwitten, vitamines en vloeistoffen); mobiliteit; wondzorg tot nu toe, wie erbij betrokken zijn, hoe; patiënt kennis van wondgenezing en beïnvloedende factoren. Er zijn verschillende observatiepunten om een ​​wond en het wondgenezingsproces te beoordelen. Deze observatiepunten zijn ook nodig om het juiste verbandmateriaal te kiezen: kleur (zie 'classificatiemodel'); grootte, diepte en vorm; rekening houden met ondermijning onder de wondrand (positie kan invloed hebben op bijvoorbeeld de diepte van een wond; altijd op dezelfde manier/in dezelfde positie meten; de omtrek/vorm kan worden vastgelegd met behulp van wondfilm); wondranden (verweking, irritatie); exsudaat (hoeveelheid vocht geproduceerd door de wond); geur (een sterke of ongebruikelijke geur is vaak een indicatie van een wondinfectie); pijn (verergering kan duiden op een wondinfectie, maar ook op een verkeerde verzorgingsmethode of verkeerd verbandmateriaal); tekenen van ontsteking (roodheid, zwelling, warmte, pijn of verminderde functie).

Het TIME-model is een handig hulpmiddel om een ​​wond stap voor stap te beoordelen, zodat alle belangrijke aspecten in aanmerking worden genomen: T = weefsel (wat is de kleur van de wond?); I = infectie (is de wond geïnfecteerd?); M = vocht (is de wond droog, vochtig of nat?); E = rand (hoe zijn de wondranden?).

De keuze van verbandmateriaal wordt gemaakt op basis van de bovengenoemde observatiepunten. Daarnaast spelen aspecten als gebruiksgemak en kosten een rol. Naast het stimuleren van wondgenezing, beschermt het verband de wond ook tegen invloeden van buitenaf (stoten, bacteriën). Sommige verbandmaterialen kunnen direct worden bevestigd (bijvoorbeeld door middel van een plakrand die aan het materiaal wordt bevestigd). Andere verbandmaterialen zullen met secundair materiaal moeten worden vastgezet. Het is belangrijk dat het verband goed blijft zitten, prettig aanvoelt voor de patiënt en dat de patiënt voldoende bewegingsruimte heeft. Materialen voor fixatie zijn pleisters, zwachtels, net- of buisverbanden.

Veel instellingen hebben een verpleegkundige die speciaal is opgeleid op het gebied van wondzorg. Voorbeelden zijn: wondconsulent, decubitusconsulent, specialist wondzorgverpleegkundige en wondverpleegkundige. In elke instelling wordt de functie op zijn eigen manier ingevuld. Men werkt voornamelijk als adviseur (klinisch en/of poliklinisch) en geeft medewerkers advies en training over wondverzorging en te gebruiken materialen. De ander heeft bijvoorbeeld een eigen spreekuur op de polikliniek en behandelt en volgt patiënten zelf. Aangezien bij (complexere) wondzorg veel verschillende disciplines betrokken zijn, is het voor de patiënt zeker prettig als er één aanspreekpunt is. Om ook na ontslag de continuïteit te kunnen garanderen, is een wondspecialist hiervoor de aangewezen persoon.

Bohn Stafleu van Loghum Walmolen 1, 3994 DL Houten Postbus 246, 3990 GA Houten

Neem contact met ons op

Schrijf je in voor de nieuwsbrief